De geschiedenis van Zoetermeer gaat duizend jaar terug in de tijd. In een reeks verhalen nemen wij u mee op reis door deze duizend jaar geschiedenis. Beginnende bij het ontstaan van het Zoetermeerse Meer en eindigend bij de bouw van Oosterheem. Deze keer: Binnenwegse Polder.

Binnenwegse polder molen
Aan het einde van de zeventiende eeuw verkeerde deze polder in een desolate staat. Door de turfwinning stond de polder al gedeeltelijk onder water en in 1695 brak de Hoefkade door, op de grens van Bleiswijk, waardoor de situatie nog verder verslechterde. Met veel kosten en moeite werd de kade hersteld maar Zegwaart, de ambacht waarbinnen deze polder viel, had te weinig geld in kas om het land weer droog te malen. Tegelijkertijd bleef het risico bestaan dat bij een nieuwe storm door een golfslag van het water in de polder de kade opnieuw zou doorbreken. Daardoor zou ook de Bleiswijkseweg onder water komen te staan, destijds een belangrijke verkeersader in de regio.

Zegwaart in financiële problemen

Zegwaart had in die tijd te maken met financiële problemen. Net als andere ambachten was ook Zegwaart verplicht om een deel van de geïnde belastingen aan de hogere overheid af te dragen. Het bedrag dat afgedragen moest worden werd bepaald aan de hand van zogeheten belastinglijsten of ‘Kohieren’. Als er in werkelijkheid minder geld werd geïnd, dan moest de ambacht dit verder aanvullen. De afdracht werd, in het geval van Zegwaart, gedaan aan de ontvanger der Gemenelands-middelen voor Leiden en Rijnland, de heer Johan van der Meer. In ruil voor een koop- of pachtsom aan de overheid had deze ontvanger recht op de geïnde belastingen. De schout en ambachtsbewaarders waren persoonlijk aansprakelijk voor de afdrachten aan de ontvanger.

Door al het land dat in die tijd onder water stond kreeg Zegwaart veel minder belastinggeld binnen en het had niet de middelen om het verder aan te vullen. Hierdoor bleef Zegwaart in gebreke en ging de ambacht in beroep bij de overheid, de Gecommitteerde Staten. Zij stelden Zegwaart niet in het gelijk maar verleenden wel meerdere keren uitstel. Ondertussen deed Johan van der Meer meerdere pogingen om de ambacht, door ze in gijzeling te stellen, te dwingen het openstaande bedrag te betalen. Een gijzeling betekende in die tijd dat de schout en ambachtbewaarders verplicht, op eigen kosten, in een herberg in Leiden moesten blijven, vol pension.

Deze gijzelingen moesten iedere keer opnieuw opgeheven worden omdat Zegwaart door de financiële problemen niet kon betalen. De problemen werden bovendien steeds groter omdat Zegwaart zelf de kosten van de gijzelingen moest betalen. In 1685 liepen de schulden op tot 4.782 gulden (omgerekend naar nu ruim 52.000 euro). Toen de financiële problemen in 1694 nog steeds voortduurden werd er toestemming verleend voor een noodlening ter waarde van 5.000 gulden, af te lossen in bedragen van 300 gulden per jaar.

Octrooi via Delfland en Schieland naar Rotterdam

Ondanks de financiële problemen bij de ambacht moest de Binnenwegse Polder wel drooggemalen worden. Op 8 augustus 1698 werd door de Staten van Holland en West-Friesland een octrooi gegeven voor het droogmalen van de polder. Zegwaart kon echter de kosten van het droogmalen niet betalen en daarom werd het octrooi op 30 juli 1700 overgedragen aan de besturen van Schieland en Delfland. Zij droegen het octrooi op 6 mei 1701 over aan Rotterdam. Rotterdam had al verschillende belangen in deze streek en zou tot 1805 eigenaar blijven van de polder.

Tussen 1701 en 1706 vond de droogmakerij uiteindelijk plaats. En ook de schuld werd afgelost, op 12 oktober 1705. Met de inkomsten van een door Zegwaart georganiseerde loterij.

Als u meer wilt weten over dit verhaal, kijk dan ook op sachavanvlaardingen.wordpress.com.

Tekst: Sacha van Vlaardingen
Foto omschrijving: Klapachterweg molen nr. 9 van de Binnenwegse polder; fam. Leen Molenaar (Leen 'Bult').
Foto: Stadsarchief Gemeente Zoetermeer, Historisch Genootschap Oud Soetermeer

-advertenties-

-goede doel-