Bram Doeves belicht voor u elke week een mooie bridge- of dampartij. Interessante stellingen, een leuke puzzel om over na te denken of een verslag van een goed gespeelde wedstrijd. Deze week: Slaggeweld van wereldkampioen Maurice Raichenbach
In 1933 werd de toen 18-jarige Maurice Raichenbach wereldkampioen. Maar voor Nederland was Ben Springer nog steeds de wereldkampioen. Toen Ben zijn wereldtitel beschikbaar stelde kon weer een match om de wereldtitel worden georganiseerd tussen Maurice Raichenbach en Kees Keller. Het organiseren van toernooien was uiteraard veel kostbaarder en daar kwam niets meer van terecht in de moeilijke crisisjaren dertig. Eind 1934 volgde dan de match tegen de Nederlandse kampioen Kees Keller in het Carlton-Hotel in Amsterdam. Wieger Hoekstra vond in de Nieuwe Leidsche Courant dat Keller te veel hechtte aan de starre principes van het klassieke spel, terwijl Raichenbach ook de zwierig-Franse speeltrant à la Isidore Weiss (leermeester van Raichenbach) niet versmaadde. Reeds op de 7e zet in de eerste partij accepteerde Raichenbach een randschijf op 26, volgens gangbare begrippen “slecht” in een centrumpartij. Nog vreemder werd het, toen er een tweede randschijf op 16 kwam. Onze kampioen stond toen onmiskenbaar beter, maar hoe dit praktisch te benutten? In de nu volgende spelontwikkeling bleek Raichenbach een tacticus van groot formaat. Nu werd Keller naar de bordrand gedrongen en in zijn zetten beperkt, en wat nog nimmer gebeurde, Keller kwam in tijdnood! De wijze waarop Raichenbach ten slotte de winst afdwong, maakte op de aanwezigen diepe indruk. In andere kranten wordt nadien ook opgemerkt dat Keller vanuit de opening vaak langdurig voordeel lijkt te hebben, maar dat hij daarop niet echt kon voortborduren. Raichenbach wint de match ongeslagen met 13-7 en blijft wereldkampioen. Raichenbach heeft de meest bizarre spektakelslagen in vele partijen uitgehaald, maar in de matches om de wereldtitel tegen de wereldtop van toen is dat slechts één keer voorgekomen: tegen Johan Vos, tiende partij, zie hiervoor deel 2 van mijn boek Derivaat. Hieronder volgt uit krantenrubrieken spectaculair slaggeweld van Raichenbach tegen “mindere” dammers!
Wit aan zet (waz) | nu 33-28 | waz |
Raichenbach – NN 2-0. Simultaan te Parijs 1931.
Damrubriek Gooi- en Eemlander van 11-11-1934 met de cruciale stand uit een simultaan van Raichenbach. Raichenbach bezat ook een groot simultaantalent en hij gaf de simultaan al op 16-jarige leeftijd tegen 32 dammers. Raichenbach zette hier voort met 22-17!! 21-26 of?; 38-33 26x39; 43-23 12x32; 23x5 en 2-0. De rubriekschrijver K. Wiggers van de rubriek “Hollandia” in de “Nieuwe Hoornsche Courant” van 23-3-1935 presenteert deze stand als een probleem van Raichenbach. Zelf houd ik het toch echt op een partijstand, het is juist geen probleemstand, er zijn te veel onnutte schijven die niet in een probleem thuishoren. Veel mensen, ook rubriekschrijvers, kunnen zich niet indenken dat wereldkampioenen zoveel sneller en dieper denken dan zijzelf: wereldkampioenen zijn wel een beetje beter, maar ook weer niet zoveel beter; nou, ze zijn nog veel meer dan zoveel beter!!
Olivier – Raichenbach 0-2. Tournee in Zwitserland, 1935.
Rubriek van J.W. van Dartelen in de Nieuwe Apeldoornse Courant van 29-10-1935. Tijdens zijn tournee speelde Raichenbach enkele partijen tegen de Zwitserse meester Olivier te Genève. Olivier stond slechter maar dacht met zijn volgende zetten de schade te kunnen beperken, maar vervolgens kwam Raichenbach met een geniale actie: 33-28 22x33; 27-22 18x27; 31x22 13-19!!!; 29x18 8-12; 38x29 12x23; 29x18 24-30; 35x13 7-12; 18x7 9x47 (dam), z+.
Raichenbach – NN 2-0.
Damrubriek in De Standaard van 24-4-1936, waarin rubriekschrijver J.W. van Dartelen nogal summier stelt dat Wereldkampioen Maurice Raichenbach de volgende combinatie heeft uitgevoerd, en dat blijkt een uiterst complexe geforceerde winstgang naar veld 4 te zijn: 41-37!!! 31-36; 37-31 23-28; 33x22 27x18; 34-29 36x27; 29-23 19x28; 38-32 28x37; 42x4 (dam) en 2-0.
Bram Doeves (